ASVAB Rekenkundig Redeneren Praktijk: Vergelijkingsbedragen - dummy's

Problemen waarbij u wordt gevraagd om bedragen te vergelijken komen vrij veel voor op de subtitel Arithmetic Reasoning op de ASVAB. Deze vragen hebben twee dingen gemeen: ze zien er vaak lastiger uit dan ze in werkelijkheid zijn, en ze kunnen allemaal worden opgelost met een beetje algebra.

Praktijkvragen

1. Kim heeft een zak vol met veranderingen, waaronder centen, stuivers en dubbeltjes. Ze heeft drie stuivers meer dan dubbeltjes en vier keer zoveel centen als stuivertjes. Hoeveel van elke munt heeft Kim als de totale waarde 65 cent is?

   A. 2 dubbeltjes, 5 stuivers en 20 penningen

   B. 4 dubbels, 3 stuivers en 16 penningen

   C. 4 dubbels, 6 stuivers en 1 stuiver

   D. 5 dubbeltjes, 2 stuiver en 1 penny

2. Queiana en Charles kiezen teams voor trefbal. Er zijn b jongens in de klas, wat twee keer meer is dan het dubbele aantal meisjes in de klas. Hoeveel meisjes zitten er in de klas?

   

Antwoorden en toelichtingen

1. Het juiste antwoord is Keuze (A).

   De beste manier om dit probleem op te lossen, is om een ​​eenvoudige grafiek te maken, met één kolom met het nummer van elke munt en een andere kolom met de geldwaarde. Maak je geen zorgen - je mag zoveel kladpapier gebruiken als je nodig hebt wanneer je de ASVAB gebruikt. Laat x staan ​​voor het aantal dimes dat Kim heeft en laat x + 3 staan ​​voor het aantal stuivers dat ze heeft. Laat ten slotte 4 (x + 3) gelijk zijn aan het aantal centen dat ze heeft. Uw grafiek zou er ongeveer zo uit moeten zien:

   

   Kim heeft een totaal van 65 cent, dus voeg de waarden toe in centen en stel dat gelijk aan 65. Nu kun je het oplossen voor x, het aantal dubbeltjes: > Nu dat je

   

   x = 2 weet, kun je vaststellen dat Kim 2 dubbeltjes, 5 stuivertjes en 16 centen in haar zak heeft. Controleer uw wiskunde door de geldwaarde van haar munten bij elkaar op te tellen:

   $ 0. 20 + $ 0. 25 + $ 0. 20 = $ 0. 65

   Het juiste antwoord is

2. Keuze (A). Het probleem geeft aan dat het aantal jongens

   b is en dat je x het aantal meisjes kunt laten zijn. Het aantal jongens is twee meer dan het dubbele van het aantal meisjes, dus laat 2 x + 2 staan ​​voor het aantal jongens. Dat betekent b = 2 x + 2. U kunt deze relatie in een vergelijking uitdrukken en zoals bij elke vergelijking moet u de variabele isoleren die u wilt vinden. Herschik de vergelijking om

   x zelf te krijgen: