Video: Statistical Programming with R by Connor Harris 2024
Als u logische waarden gebruikt in rekenkundige bewerkingen, ziet R TRUE als 1 en FALSE als 0. Dit zorgt voor een aantal behoorlijk interessante constructies.
Laten we, om dit te illustreren, aannemen dat je twee vectoren hebt die het aantal manden bevatten dat Granny en haar vriend Geraldine hebben gescoord in de zes wedstrijden van dit basketbalseizoen: >> manden. van. Granny baskets. van. Geraldine <- c (5, 3, 2, 2, 12, 9)
Stel dat je wilt weten hoe vaak Granny meer scoorde dan Geraldine. U kunt de numerieke vertaling van een logische vector voor dat doel in de functie sum () als volgt gebruiken:
Bovendien kunt u op een eenvoudige manier achterhalen of een waarde in een logische vector WAAR is. Heel handig, de functie die die taak uitvoert heet any (). Om R te vragen of Granny in elk spel beter was dan Geraldine, gebruik je deze code: >> elke (de. Beste) [1] WAAR
We hebben je verteld dat Granny rockt! Nou, oké, dit resultaat is een beetje oneerlijk voor Geraldine, dus je moet controleren of oma beter was dan Geraldine in
alle
spellen. De R-functie die u voor dit doel gebruikt, heet - surprise, surprise - all (). Om te weten te komen of oma altijd beter was dan Geraldine, gebruik je de volgende code: