Rekenkundige bewerkingen gebruiken in R-dummies

Een set rekenkundige functies in R bestaat uit functies waarin de resultaat is afhankelijk van meer dan één waarde in de vector. Het optellen van een vector met de functie sum () is zo'n bewerking. Hier zijn enkele andere:

Functie	Wat het doet
sum (x)	Berekent de som van alle waarden in x
prod (x)	Berekent het product van alle waarden in x
min (x)	Geeft het minimum van alle waarden in x
max (x)	Geeft het maximum van alle waarden in x < cumsum (x)
Geeft de cumulatieve som van alle waarden in	x cumprod (x)
Geeft het cumulatieve product van alle waarden in	x cummin (x)
Geeft het minimum voor alle waarden in	x vanaf het begin van de vector tot de positie van die waarde cummax (x)
Geeft het maximum voor alle waarden in < x	vanaf het begin van de vector tot de positie van die waarde diff (x) Geeft voor elke waarde het verschil tussen die waarde en
de volgende waarde in de vector	Hoe een vector samen te vatten in R

Je kunt nogal wat dingen vertellen over een reeks waarden met één getal. Laten we, om dit te illustreren, aannemen dat je twee vectoren hebt die het aantal manden bevatten dat Granny en haar vriend Geraldine scoorden in de zes wedstrijden van dit basketbalseizoen: >> manden. van. Granny baskets. van. Geraldine <- c (5, 3, 2, 2, 12, 9)

Als je het minimum en maximum aantal manden wilt weten dat Granny heeft gemaakt, gebruik je bijvoorbeeld de functies min () en max ():

>> min (manden. Van. Oma) [1] 3> max (manden van. Oma) [1] 12

Om de som en het product van alle waarden in de omtrek te berekenen vector, gebruikt u respectievelijk de functies sum () en prod ().

Deze functies kunnen ook een lijst met vectoren als argument opnemen. Als je de som wilt berekenen van alle manden die door Granny en Geraldine zijn gemaakt, kun je de volgende code gebruiken: >> sum (baskets. Of. Granny, baskets. Of Geraldine) [1] 75

ontbreekt waarden retourneren altijd NA als resultaat. Hetzelfde geldt voor vectorbewerkingen. R geeft je echter een manier om eenvoudig de ontbrekende waarden weg te gooien door het argument nvt in te stellen. rm naar WAAR. Bekijk het volgende voorbeeld:

 >> x sum (x) [1] NA> sum (x, na. Rm = TRUE) [1] 12

Dit argument werkt in sum (), prod (), min () en max ().

Hoe bewerkingen cumuleren in R

Stel dat u na elke game het totaal aantal manden wilt bijwerken dat Granny tijdens het seizoen heeft gemaakt. Na de tweede game is dat het totaal van de eerste twee games; na de derde game is dit het totaal van de eerste drie spellen; enzovoort.U kunt deze berekening eenvoudig uitvoeren met behulp van de cumulatieve somfunctie, cumsum (), zoals in het volgende voorbeeld: >> cumsum (manden van. Oma) [1] 12 16 21 27 36 39

in een soortgelijke way, cumprod () geeft u het cumulatieve product. U kunt ook het cumulatieve minimum en maximum krijgen met de gerelateerde functies cummin () en cummax ().

Bereken de verschillen in R

Je kunt het verschil in het aantal manden tussen elke twee spellen die oma speelt berekenen met behulp van de volgende code: >> diff (manden. Van. Oma) [1] - 8 1 1 3 -6

Je krijgt vijf nummers terug. De eerste is het verschil tussen de eerste en de tweede game, de tweede is het verschil tussen de tweede en de derde game, enzovoort.

De vector geretourneerd door diff () is altijd één element korter dan de oorspronkelijke vector die u als argument hebt gegeven.