Video: Newton's Laws: Crash Course Physics #5 2024
Algebra zit boordevol woorden die nuttig zijn maar vaak verkeerd worden begrepen. Als u het goed wilt doen met de ACT-wiskundetest, moet u in staat zijn om deze belangrijke termen te definiëren: variabele, constante, vergelijking, uitdrukking, term en coëfficiënt.
-
Variable. Een variabele is elke letter die staat voor een getal. De meest gebruikte letters zijn x en y, maar u kunt elke letter gebruiken.
-
Constant. A constante is een getal zonder variabele. Bijvoorbeeld: de vergelijking 6 m + 7 = - m heeft één constante, de vergelijking 7.
-
. Een vergelijking is een reeks getallen en symbolen die logisch is en een gelijkteken bevat. Hier zijn bijvoorbeeld drie vergelijkingen:
-
Expression. Een -uitdrukking is een reeks getallen en symbolen die logisch is als deze aan één kant van een vergelijking wordt geplaatst. Hier zijn bijvoorbeeld vier uitdrukkingen:
-
Term. Een term is een onderdeel van een uitdrukking die van de andere delen is gescheiden door een plusteken (+) of een minteken (-). Belangrijk: Een term omvat altijd het teken dat er onmiddellijk aan voorafgaat. Bijvoorbeeld
-
De uitdrukking 3 x - 7 heeft twee termen: 3 x en -7.
-
De uitdrukking - x 2 - 9 x + 11 heeft drie termen: - x 2 , -9 x en 11.
-
De uitdrukking
heeft één term:
-
-
Coëfficiënt. Een coëfficiënt is het numerieke deel van een term, inclusief het teken dat eraan voorafgaat (+ of -). Belangrijk: Elke term heeft een coëfficiënt. Wanneer een term geen coëfficiënt lijkt te hebben, is de coëfficiënt 1 of -1, afhankelijk van het teken. Bijvoorbeeld
-
heeft de term 3 x een coëfficiënt van 3.
-
De term -9 x heeft een coëfficiënt van -9.
-
De term - x 2 heeft een coëfficiënt van -1.
-
Helder zijn over de betekenis van deze zes woorden kan je helpen met elke andere wiskunde die je bestudeert.