Video: PAN wint de Nederlandse dataprijs 2018 2024
Een referentietype is een gegevenstype dat is gebaseerd op een klasse in plaats van op een van de primitieve typen die zijn ingebouwd in de Java-taal. De klasse kan een klasse zijn die wordt geleverd als onderdeel van de Java API-klassenbibliotheek of een klasse die u zelf schrijft.
Hoe dan ook, wanneer u een object uit een klasse maakt, wijst Java de hoeveelheid geheugen toe die het object nodig heeft om het object op te slaan. Als u vervolgens het object aan een variabele toewijst, krijgt de variabele feitelijk een referentie toegewezen aan het object en niet aan het object zelf. Deze referentie is het adres van de geheugenlocatie waar het object is opgeslagen.
Om een variabele met behulp van een referentietype te declareren, geeft u eenvoudig de klassenaam als gegevenstype aan. De volgende instructie definieert bijvoorbeeld een variabele die kan verwijzen naar objecten die zijn gemaakt met een klasse genaamd Ball:
Ball b;
U moet een importinstructie opgeven om Java te laten weten waar de klasse te vinden is.
Als u een nieuw exemplaar van een object uit een klasse wilt maken, gebruikt u het nieuwe trefwoord samen met de klassenaam:
Bal b = nieuwe bal ();
Een van de sleutelbegrippen bij het werken met referentietypen is het feit dat een variabele van een bepaald type eigenlijk geen object van dat type bevat. In plaats daarvan bevat het een verwijzing naar een object van het juiste type. Een belangrijk neveneffect is dat twee variabelen naar hetzelfde object kunnen verwijzen.
Overweeg deze uitspraken:
Ball b1 = new Ball (); Ball b2 = b1;
Hier verwijzen zowel b1 als b2 naar hetzelfde exemplaar van de klasse Ball.