Inhoudsopgave:
- 1Klik in een plaatsaanduiding voor inhoud op het pictogram Afbeeldingen.
- 2 Navigeer in het dialoogvenster Afbeelding invoegen naar de locatie met de afbeeldingen die u wilt gebruiken.
- 3Klik op dia 4 om deze weer te geven.
- 4Klik op het tabblad Invoegen op de knop Afbeeldingen.
- 5Klik op de afbeelding en klik op de knop Invoegen.
- 6Sleep de afbeelding onder de lijst met opsommingstekens.
- 7Save de presentatie en sluit deze.
Video: Afbeeldingen comprimeren in PowerPoint | PowerPoint How To | PPT Solutions 2024
invoegen. U kunt afbeeldingen invoegen in PowerPoint 2013 die u zelf hebt verworven, van iemand anders of van uw digitale camera of scanner. Deze afbeeldingen worden opgeslagen als afzonderlijke bestanden op uw harde schijf of andere media. PowerPoint ondersteunt vele afbeeldingsindelingen, waaronder. tif,. jpg,. gif,. bmp en. png.
Net als bij online afbeeldingen, kunt u een afbeelding invoegen met de opdracht in het tabblad Invoegen of met het pictogram voor tijdelijke aanduidingen. In deze oefening voegt u afbeeldingen uit bestanden in met behulp van een tijdelijke aanduiding en via het tabblad Invoegen.
1Klik in een plaatsaanduiding voor inhoud op het pictogram Afbeeldingen.
Zie het pictogram in deze afbeelding.
2 Navigeer in het dialoogvenster Afbeelding invoegen naar de locatie met de afbeeldingen die u wilt gebruiken.
Klik op de knop Invoegen. Zie deze figuur. Het beeld van de brandende kaas verschijnt in de tijdelijke aanduiding.
3Klik op dia 4 om deze weer te geven.
Deze dia heeft geen plaatsaanduiding voor een foto.
4Klik op het tabblad Invoegen op de knop Afbeeldingen.
Het dialoogvenster Afbeelding invoegen wordt geopend. Het is hetzelfde dialoogvenster als in de afbeelding.
5Klik op de afbeelding en klik op de knop Invoegen.
De afbeelding verschijnt in het midden van de dia en overlapt de tekst.
6Sleep de afbeelding onder de lijst met opsommingstekens.
Zie hoe de afbeelding in deze afbeelding wordt weergegeven.
7Save de presentatie en sluit deze.
Sluit de presentatie door Bestand → Sluiten te kiezen.