Video: Netwerkbeheer deel 1 Practicumopdracht 1.4.1 2024
Het installeren en beheren van een DNS-server is afhankelijk van het netwerkbesturingssysteem dat u gebruikt. U kunt de DNS-server op Windows Server 2008 installeren vanuit de toepassing Serverbeheer. Kies Start → Systeembeheer → Serverbeheer. Klik op de serverrollen, klik op de koppeling Rollen toevoegen en volg de wizardinstructies om de DNS-rol toe te voegen.
Nadat u een DNS-server hebt ingesteld, kunt u de DNS-server beheren vanuit de DNS-beheerconsole. Vanuit deze beheerconsole kunt u algemene beheertaken uitvoeren, zoals extra zones toevoegen, zone-instellingen wijzigen, A- of MX-records toevoegen aan een bestaande zone, enzovoort. De DNS-beheerconsole verbergt de details van de werkelijke bronrecords van u, zodat u in plaats daarvan kunt werken met een vriendelijke GUI.
Als u een nieuwe host (dat wil zeggen een A-record) aan een zone wilt toevoegen, klikt u met de rechtermuisknop op de zone in de DNS-beheerconsole en kiest u de opdracht Nieuwe host toevoegen. Hiermee wordt het dialoogvenster Nieuwe host geopend, zoals wordt getoond in de volgende illustratie. Geef in dit dialoogvenster de volgende informatie op:
-
Naam: De hostnaam voor de nieuwe host.
-
IP-adres: Het IP-adres van de host.
-
Record geassocieerde wijzer (PTR) creëren: Maakt automatisch een PTR-record aan in het bestand met zones voor reverse lookup. Selecteer deze optie als u reverse lookups voor de host wilt toestaan.
-
Elke geverifieerde gebruiker toestaan te updaten: Selecteer deze optie als u wilt dat andere gebruikers deze record of andere records met dezelfde hostnaam kunnen bijwerken. Laat deze optie meestal gedeselecteerd.
U kunt op dezelfde manier andere records toevoegen, zoals MX- of CNAME-records.