Inhoudsopgave:
Video: Examen Wiskunde A - Meetniveaus van variabelen (kwantitatieve & kwalitatieve variabelen) 2024
Op de GRE Math-test hebben kwantitatieve vergelijkingsproblemen betrekking op een breed scala aan onderwerpen. Voor een tabel- of grafiekvraag kan het bijvoorbeeld nodig zijn om de mediaan, het bereik en de standaarddeviatie te vergelijken.
In een kwantitatieve vergelijkingsvraag somt het probleem Hoeveelheid A en Hoeveelheid B op, zoals getallen, variabelen, vergelijkingen, woorden, cijfers enzovoort. Het is jouw taak om deze twee grootheden te vergelijken en te bepalen of één groter is, of ze gelijk zijn, of dat de relatie niet kan worden bepaald.
De volgende oefenvragen vragen u om percentageveranderingen te vergelijken tussen de jaarlijkse verkoop voor een tijdschrift en de gemiddelde prijs en standaarddeviatie van de prijs voor een mobiele telefoon.
Praktijkvragen
-
De grafiek toont de verkoopcijfers voor een bepaald bedrijf in vijf opeenvolgende jaren.
Welke hoeveelheid is groter?
A: Het stijgingspercentage van de verkoop van 1989 tot 1991
B: de procentuele omzetdaling van 1991 tot 1993
A. Hoeveelheid A is groter.
B. Hoeveelheid B is groter.
C. De hoeveelheden zijn gelijk.
D. Het kan niet worden bepaald op basis van de gegeven informatie.
-
Volgens de onderstaande tabel uit het tijdschrift Forbes , welke hoeveelheid is groter?
A: De gemiddelde prijs van een iPhone 5S
B: de standaarddeviatie van de prijs van een iPhone 5S
A. Hoeveelheid A is groter.
B. Hoeveelheid B is groter.
C. De hoeveelheden zijn gelijk.
D. Het kan niet worden bepaald op basis van de gegeven informatie.
Antwoorden en toelichtingen
-
A. Hoeveelheid A is groter.
Van 1989 tot 1991 is de stijging 2.000. Van 1991 tot 1993 is de daling 2.000.
De procentuele toename is:
Het percentage valt is:
Daarom is het percentage opkomst is groter. Keuze (A) is het juiste antwoord.
-
A. Hoeveelheid A is groter.
Gebruik de gemiddelde afwijking om de standaardafwijking te schatten. Bereken eerst het gemiddelde; zoek dan het gemiddelde van de afstanden van elke waarde van het gemiddelde:
Het gemiddelde, hoeveelheid A, is duidelijk aanzienlijk groter, dus keuze (A) is het juiste antwoord.