Video: Add Hard Drive for Virtual Machine in Hyper-V 2016 2024
Elke virtuele Hyper-V-machine moet minstens één virtuele schijf bevatten. Een virtuele schijf is niets meer dan een schijfbestand dat zich in het bestandssysteem van het hostbesturingssysteem bevindt. Het bestand heeft een van de twee bestandsextensies, afhankelijk van welke van de twee gegevensindelingen u kiest voor de virtuele schijf:
-
. vhd: een ouder formaat met een maximale virtuele schijfgrootte van 2TB
-
. vhdx: een nieuwer formaat dat virtuele schijven tot 64 TB
Voor beide virtuele schijfindelingen kunt u met Hyper-V twee verschillende typen virtuele schijven maken:
-
Schijf met een vast formaat: Een virtuele schijf waarvan de schijfruimte vooraf is toegewezen aan de volledige grootte van de schijf wanneer u de schijf maakt. Als u bijvoorbeeld een vaste schijf van 100 GB maakt met behulp van de. vhdx-indeling, a. vhdx-bestand van 100 GB wordt toegewezen aan de schijf. Zelfs als de schijf slechts 10 GB aan gegevens bevat, verbruikt deze nog steeds 100 GB aan ruimte op de harde schijf van het hostsysteem.
-
Dynamisch uitbreidende schijf: Een virtuele schijf met een maximale schijfruimte, maar die feitelijk alleen de hoeveelheid schijfruimte verbruikt die nodig is om de gegevens op de schijf te bewaren. Als u bijvoorbeeld een dynamisch uitbreidende schijf maakt met een maximum van 100 GB, maar er slechts 10 GB aan gegevens op zet, is de. vhdx-bestand voor de schijf neemt slechts 10 GB van de diskdrive van het hostsysteem in beslag.
Eigenlijk is er een derde soort schijf, een -differentiërende schijf, die kan worden gebruikt om wijzigingen bij te houden die naar een andere virtuele schijf zijn gemaakt. Maar dit is een geavanceerd onderwerp dat ik in dit hoofdstuk niet behandel.
Laat u niet in de war brengen door de namen vaste grootte en dynamisch uit te breiden. Beide typen schijven kunnen later worden uitgebreid als er onvoldoende ruimte is. Het belangrijkste verschil is of de maximale hoeveelheid schijfruimte die is toegestaan voor de schijf wordt toegewezen wanneer de schijfeenheid voor het eerst wordt gemaakt of indien nodig wanneer gegevens aan de schijfeenheid worden toegevoegd. Het toewijzen van de ruimte wanneer de schijf wordt gemaakt, resulteert in betere prestaties voor de schijf, omdat Hyper-V niet steeds meer schijfruimte nodig heeft telkens wanneer gegevens aan de schijf worden toegevoegd. Beide typen schijven kunnen indien nodig later worden uitgebreid.