Testafnemers besteden veel tijd aan het voorbereiden van het analytische redeneergedeelte van de LSAT. Het volgende voorbeeld is een leesgedeelte gevolgd door het type vragen dat u op de testdag kunt verwachten.
De vragen in dit artikel hebben betrekking op het volgende scenario.
Een gastronomische ijssalon biedt een super-deluxe bananensplit die door een groep mensen moet worden gedeeld. De bananensplit wordt geleverd in een lange schaal met vijf afzonderlijke kopjes naast elkaar in een rechte lijn. Elke beker kan maximaal twee bolletjes ijs bevatten.
Een groep tieners bestelt een van deze bananensplitsingen. Ze vragen zeven bolletjes ijs - drie chocola en vier vanille. Elke lepel heeft één topping: twee bollen zijn bedekt met hagelslag en vijf bollen zijn bekroond met noten. De tieners specificeren de volgende voorwaarden:
Een kopje met een bolletje vanille met noten kan niet onmiddellijk naast een kop met een bolletje chocolade met hagelslag zijn.
Geen kopje kan zowel vanille als chocolade-ijs bevatten.
-
Welke van de volgende opties zou een complete en nauwkeurige indeling van de smaken ijs en toppings in de vijf kopjes kunnen zijn?
-
(A) 1: twee bollen vanille met hagelslag; 2: niets; 3: een bolletje chocolade met noten; 4: een bolletje chocolade met noten; 5: een bolletje chocolade met noten, twee bolletjes vanille met noten
-
(B) 1: een bolletje vanille met hagelslag, een bolletje vanille met noten; 2: twee bolletjes vanille met noten; 3: een bolletje chocolade met hagelslag; 4: een bolletje chocolade met noten; een bolletje chocolade met noten
-
(C) 1: een bolletje vanille met noten, een bolletje vanille met hagelslag; 2: een bolletje vanille met noten, een bolletje vanille met hagelslag; 3: een bolletje chocolade met hagelslag; 4: een bolletje chocolade met noten; 5: een bolletje chocolade met noten
-
(D) 1: niets; 2: twee bolletjes vanille met noten; 3: twee bolletjes chocolade met noten; 4: twee bollen vanille met hagelslag; 5: een bolletje chocolade met noten
-
(E) 1: twee bolletjes vanille met noten; 2: een bolletje vanille met hagelslag; 3: een bolletje chocolade met noten; 4: een bolletje chocolade met noten, een bolletje chocolade met hagelslag; 5: een bolletje chocolade met noten
-
-
Welke van de volgende KAN NIET vals zijn?
-
(A) Ten minste één kop bevat precies één bolletje chocolade-ijs.
-
(B) Ten minste één kop bevat precies één bolletje ijs met hagelslag.
-
(C) Ten minste één kop bevat precies één bolletje ijs met noten.
-
(D) Ten minste één bolletje vanille-ijs heeft hagelslag.
-
(E) Ten minste één bolletje chocolade-ijs heeft hagelslag.
-
-
Wat is het maximale aantal kopjes dat precies één bolletje ijs zou kunnen bevatten?
-
(A) één
-
(B) twee
-
(C) drie
-
(D) vier
-
(E) vijf
-
-
Als de derde beker geen ijs bevat, en geen kopje met een bolletje vanille grenst aan een andere kop met een bolletje vanille, welke van de volgende kan dan vals zijn?
-
(A) Precies één kopje bevat precies één bolletje ijs.
-
(B) Er zit geen bolletje chocolade in een kop naast een kop met een bolletje vanille.
-
(C) Geen van de bolletjes chocolade hebben hagelslag erop.
-
(D) Geen enkele kop bevat precies één bolletje vanille.
-
(E) Alle bolletjes vanille zitten in de tweede en vierde kopjes.
-
-
Als er twee bolletjes chocolade met hagelslag in de vierde beker zitten en er minstens één bolletje vanille met noten in de tweede beker zit, dan moet al het volgende onjuist zijn BEHALVE
-
(A) Een bolletje chocolade met noten zitten in de eerste beker.
-
(B) Een bolletje chocolade met noten zit in de tweede beker.
-
(C) Een bolletje chocolade met noten zit in de vierde beker.
-
(D) Een bolletje chocolade met noten zit in de vijfde beker.
-
(E) Twee bolletjes ijs zitten in de vijfde beker.
-
-
Als elk van de bolletjes chocoladeroomijs in zijn eigen beker zit en alle bolletjes vanille er noten op hebben, welke van de kopjes kan dan GEEN vanilleroomijs bevatten?
-
(A) de eerste kop
-
(B) de tweede kop
-
(C) de derde kop
-
(D) de vierde kop
-
(E) de vijfde kop
-
-
het volgende zou een volledige beschrijving van de inhoud van de eerste en tweede kopjes kunnen zijn BEHALVE:
-
(A) 1: twee bolletjes chocolade met noten; 2: een bolletje vanille met noten
-
(B) 1: een bolletje vanille met hagelslag, een bolletje vanille met noten; 2: een bolletje vanille met hagelslag
-
(C) 1: leeg; 2: een bolletje chocolade met noten
-
(D) 1: een bolletje chocolade met hagelslag; 2: een bolletje vanille met hagelslag
-
(E) 1: een bolletje vanille met hagelslag; 2: leeg
-
Antwoordsleutel
-
D. 1: niets; 2: twee bolletjes vanille met noten; 3: twee bolletjes chocolade met noten; 4: twee bollen vanille met hagelslag; 5: een bolletje chocolade met noten
-
A. Ten minste één kop bevat precies één bolletje chocolade-ijs.
-
C. drie
-
E. Alle bolletjes vanille zitten in de tweede en vierde kopjes.
-
D. Een bolletje chocolade met noten zit in de vijfde beker.
-
C. de derde beker
-
E. 1: een bolletje vanille met hagelslag; 2: leeg