Video: 10 Signs You're Being Manipulated 2024
Zowel de namen als de afmetingen van matrices en arrays worden opgeslagen in R als -attributen van het object. Deze kenmerken kunnen worden gezien als gelabelde waarden die u aan elk object kunt koppelen.
Ze vormen een van de mechanismen die R gebruikt om specifieke objecttypen te definiëren, zoals datums, tijdreeksen, enzovoort. Ze kunnen elke vorm van informatie bevatten en u kunt ze zelf gebruiken om informatie aan een object toe te voegen.
Om alle kenmerken van een object te bekijken, kunt u de functie attributen () gebruiken. Je kunt alle kenmerken van mijn zien. array als volgt: >> attributen (mijn. array) $ dim [1] 3 4 2
Deze functie retourneert een lijst met namen, waarbij elk item in de lijst een attribuut is. Elk attribuut kan op zichzelf weer een lijst zijn. De kenmerk-dimnames is bijvoorbeeld een lijst met de rij- en kolomnamen van een matrix.
Om een enkel kenmerk te krijgen of in te stellen, kunt u de functie attr () gebruiken. Deze functie heeft twee belangrijke argumenten. Het eerste argument is het object dat u wilt onderzoeken en het tweede argument is de naam van het attribuut dat u wilt zien of wijzigen. Als het kenmerk dat u vraagt niet bestaat, retourneert R gewoon NULL.
Om de waarde van dit kenmerk geretourneerd te krijgen, kunt u de volgende code gebruiken: < 999 >> attr (manden, team, 'seizoen') [1] "2010-2011"
U kunt kenmerken weer verwijderen door hun waarde in te stellen op NULL, zoals dit: >> attr (baskets. Team, ' seizoen ')